Deel 2
Feuilleton dec. 2023 jaargang 1 nr. 2
Johnny Koning/HoekmanZo vrij als een vogel
Ik
zal elke week schrijven over het Farmsummer volk, anno 1950/'60/'70,
alsmede in vergelijking met het heden. Voor de mensen die het lezen
te veel moeite kost, heb ik leuke plaatjes geplaatst, maar bedenk
wel:
'Alles
van waarde kost moeite.'
Het
is geen biografie, het gaat meer over de manier van leven alsook wat
erbij kwam te kijken. Het leven van toen was ongecompliceerd, volgens
mij de beste manier van leven, zowel voor de gezondheid, geest en
leefomgeving. Je kunt er, na het lezen, misschien iets van opsteken
hoe jij, nu in deze tijd, ook kunt leven, misschien een moment
om in de spiegel te kijken.
Nog eens goed om te weten, je kunt het niet vaak genoeg herhalen.
In 1900
waren er 5 miljoen mensen, in 1950 waren het er 10 miljoen en het
zijn er nu 18 miljoen. In 2040 zullen er ongeveer 21 miljoen mensen
zijn. De bevolking zal groeien, maar Nederland zal niet groter
worden. Hoe meer mensen er zijn, hoe meer kinderen ze krijgen, meer
eten, meer afval ze produceren en meer auto's en machines er
komen.
In 1970 hadden we een kleine metalen afvalemmer genaamd
asbak en nu anno 2023 hebben we 3 grote bakken achter het huis. Mijn
kameraad, zijn vader, had vroeger een groot gat achter het huis
waarin de poepemmer en ander organisch afval werd gedumpt. Nadat hij
het gat vol was, gooide hij klei erover en kreeg een jaar later hele
grote preien.
Als iemand het mij vraagt, is onze manier van leven vastgelopen en het zal nog steeds erger worden. Ik vraag me af, hoe de hoog opgeleide mensen, die ons (schaapjes) hebben geleid vanaf 1950 tot op heden, tot zulke resultaten hebben kunnen komen waar we nu mee van doen hebben. Het probleem van ongelimiteerd kinderen krijgen en de immigratie blijft bestaan en het gegeven blijft, Nederland wordt niet groter. Zelfs nu wordt beweerd dat de kindergolf moet doorgaan om de pensioenen te garanderen. Om een golf van kritiek voor te wezen, zou ik zeggen twee kinderen per gezin moet toch voldoende zijn.
Alles was vroeger persoonlijk en dicht bij in de buurt: dokter, school, kerk, winkel, café, een tuin voor de groente, een fiets om je te verplaatsen en de bus, die proppend vol zat, naar de stad, meer was niet nodig. Er waren heel weinig personenauto's en of ze nodig waren voor privé valt te betwijfelen, want de bevolkingsgroei was toen al voorspelbaar. Van hogerhand lieten ze alles toe, want er was natuurlijk geld mee te verdienen.
De eerste hooggewaardeerde economen, en andere hoogopgeleiden kwamen in de zestiger jaren om de hoek kijken, om een moer aan te draaien liet men een Turk komen.
De
bus was een prima vervoermiddel voornamelijk naar de stad, verder
hoefde je en kwam je niet. We moeten nu zo nodig, het liefst vier
keer per jaar, naar alle uiteinden van de wereld. Vroeger zaten we
's
winters een boek te lezen dicht bij de kachel, schaatsen in het
Borgshof aldaar in de ijstent rondom een grote potkachel,
warme
chocolademelk drinken.
Het centrum van het dorp was het Pijpplein
waar altijd mannen rustig stonden te 'proemken,' de tijd kende geen
grenzen. Men kon elke week dansen in het plaatselijk café, de
muzikant Jòb Oosten en de Seabirds kwam op de bakfiets met zijn
drumstel. De zanger had een spreekhoorn en geen geluidsinstallatie
van 1000 watt. Ik hoorde deze week dat de verkoop van oordoppen
gestegen was.
Ik was ongeveer drie jaar toen mijn moeder ging 'oaftraauwen' (scheiden). We gingen verhuizen van de Nieuweweg terug op het oude nest, de boerderij in het 'Borgshof.' Ik merkte er niets van en wist niet eens dat ik een vader had gehad. Mijn opoe was mijn moeder en opa mijn vader. Mijn moeder was mijn zuster en ik was Johnny Koning, voor mijn vrienden Johnny Keuning.
Eigenlijk heette ik Johnny Hoekman, maar na de scheiding van mijn moeder had niemand ooit van ene Hoekman gehoord, zelfs ik niet. Op een boerderij met paarden, koeien en vele andere dieren is het voor een kind natuurlijk goed toeven, daarbij kreeg ik ook nog gratis veel vriendjes uit de Henderik Jagerstraat. De straat waar het allemaal gebeurde, men kende elkaar en de deur stond voor iedereen open. Ik ging altijd achterom, een bel heb ik nooit gezien, gewoon heel hard roepen 'vòllek' en je stapte naar binnen.
Tot de volgende keer.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten