zondag 24 december 2023

 

Dec. 2023 Deel 3

Feuilleton jaargang 1 nr 3


Johnny Koning/Hoekman
Zo vrij als een vogel


Ik zal elke week schrijven over het Farmsummer volk, anno 1950/'60/'70, alsmede hun doen en laten in vergelijking met het heden, voor de niet-lezers zijn er de nodige plaatjes.

Het is geen volledige biografie verhaal, het gaat meer over de manier van leven alsook wat erbij kwam kijken. Het leven van toen was ongecompliceerd, volgens mij de beste manier van leven, zowel voor de gezondheid, geest en leefomgeving.

De Farmsummer speeltuin ' het Borgshof '


Het Borgshof in Farmsum was ooit eens een wierde waar o.a. de familie Ripperda's huisden in een borg. De wierde werd afgegraven nadat de borg was afgebroken
(1882). Het Proostmeer in Wagenborgen werd gedempt met deze Farmsummer grond, toen ze te weinig grond hadden in Wagenborgen, hebben ze in Farmsum doorgegraven en zo ontstond er in Farmsum een kuil genaamd het Borgshof. (bron internet) Voor verdere geschiedenis, raadpleeg andere bronnen.



                                                                                                        Borg te Farmsum


De boerderij van Piet Koning in het Borgshof in Farmsum


Mijn geboortehuis 'Het Borgshof.'

Het voorhuis van de boerderij staat los van de schuur. Het was eens gebouwd door een rijke koopman die uit Indonesië terugkwam. Hij had het Borgshof uitgekozen om er een groot huis neer te zetten, geen boerderij. Hij verkocht het aan iemand (?) die in financiële moeilijkheden geraakte, alsmede heeft mijn opa Piet Koning het van hem gekocht. Het was eigenlijk bedoeld als herenhuis met een grote schuur, later werd er een koestal aangebouwd. De koeien en paarden voor de handel moest plaats hebben, pas later werd het een melkveebedrijf


Opa Piet Koning met werkpaard (achtergrond Borgshof)


Ik ging vaak met opa mee naar de veemarkt in de 'Stad'(stad Groningen). We gingen, zoals iedereen, met de bus. De (dam)bussen zaten in die tijd propvol met mensen alsook nog een aantal fietsen boven op de bus. Veel mensen gingen vroeger (vooral voor de oorlog) te voet zoals de oude meester Geert Koning, de vader van schoolmeester Hendrik Koning die de oudere Farmsummers zeker nog herinneren van de oude school (òl schoul). Hij ging dan 'lopens' met een deel van zijn kinderen (hij had er negen) op visite naar familie in Zuidlaren. Ze bleven dan een paar dagen logeren en dan 'lopens' weer terug. In die tijd was er geen sprake van te weinig beweging of overgewicht. De oude meester Geert Koning (1865-1941) was veekoopman, organist en schoolmeester in Farmsum, sprak vloeiend Frans (de Franse school) maar was nooit in Frankrijk geweest en zou er ook nooit komen. Men vertelde mij “Hai kwam mit stront aan vouten op schoul.”


De eerste meester Geert Koning 1856-1941 de stamvader
50 jaar organist NH kerk te Delfzijl
was getrouwd met Derkje Begeman 1860-1960
De Begemans was een molenaars familie

Mijn opa Piet Koning (zoon van Geert Koning) kochtte om en bij 1960 een auto, een klein Renaultje, waar de richting-aanwijzer aan de zijkant uitklapte als je links of rechts moest afslaan. Als het ding het niet deed dan stak opa gewoon zijn hand uit het raam. Een Renautje waar we soms met zes mensen in zaten. Opa slingerde de motor altijd aan met een metalen stang die hij aan de voorkant van de auto ergens in een gat stak en het reservewiel zat achterop. Opa kreeg zijn rijbewijs, moest met een diender een ritje maken en kreeg dan voor 25 gulden zijn rijbewijs.



We gingen elke dinsdag naar de veemarkt in de stad met dit autootje. De 'vrouwlu' winkelen en wij met Phillip Pels (woonde in de boerderij aan het Borgshof waar later fam. Schuurman woonde) naar de markt.

We gingen vanaf die tijd met het autootje soms een dagje uit naar Zeegse in Drenthe, picknicken meestal gewoon koffie drinken waarvan de koffiekan verpakt was in een houten doos met stro, dan bleef het lekker warm en natuurlijk een koekje erbij (bekijk op internet de eigenschappen van stro). Toen al begonnen de onnodige tripjes met de auto, de zogenaamde zondagrijders. De ouden van dagen tripjes was een happening, iedereen stond dan aan de kant van de weg de oudjes toe te wuiven, als de reislustigen voorbij kwam.

Thuis op de boerderij was altijd aanloop, het was een komen en gaan en iedereen liep zonder te kloppen in en uit. 's Avonds tegen melken was er altijd volk achter op 'deel' te kwakken, zo noemde opoe dat. Opa molk met de hand 32 koeien,'s morgens en 's avonds, dus per dag 64 koeien. Na het werk en brood-eten ging hij dan bij de kolen-kachel zitten in de voorkamer, alsook tijdens 'het sloatje kouwen' (pruimtabak) las hij het ene na het andere cowboyboek. Ik haalde het altijd uit de bibliotheek van boekhandel Sesselaar, later Poortinga. De kiosk van Poortinga stond bij de klapbrug.

Prompt negen uur ging ik met opa samen naar bed. Opa kon dan geweldig scheten laten waaien, waarop ik altijd zei: 'Hoerrekerel' en dan zei hij  't waarmt aal mit Joanje.'  Waar de naam 'Joanje' wegkwam, is me nog een raadsel, echter zijn geur is blijven hangen in mijn langetermijngeheugen. Ik zou het nu nog uit duizenden geuren onmiddellijk herkennen.

                                                                                        De Kiosk bij de Klapbrug

De molen Aeolus van de gebroeders Geert en Piet Koning,
mijn opa Piet die later naar het Borgshof verhuisde.


Tot de volgende keer, dan maar weer.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten